In de Late Oudheid hadden zich in Eurazië vier omvangrijke wereldrijken gevormd: Byzantium, Perzië, India en China. Deze wereldrijken hielden elkaar in evenwicht en zorgden voor een duurzame vrede. De langeafstandshandel tussen deze wereldrijken kwam tot bloei en langs de handelsroutes tussen deze wereldrijken ontstonden enkele handelskoninkrijken, waaronder Aksoem in het huidige Ethiopië en Srivijaya in het huidige Indonesië. Vrijwel geheel Eurazië maakte nu deel uit van één wereldsysteem. Deze schaalvergroting had echter ook een keerzijde. Omdat kooplieden nu veelal direct tussen Egypte en India voeren raakte de Wierookroute, die de Arabieren zoveel rijkdom had gebracht, in verval. Zij moesten nu ergens anders hun rijkdommen vandaan halen.
De opkomst van de Arabieren
Al in de derde eeuw trokken verschillende Arabische stammen, waaronder de Ghassaniden en de Lakhmiden, naar het noorden. Aldaar stichtten zij, onder bescherming van respectievelijk de Byzantijnen en de Perzen, hun eigen koninkrijken, die als buffer dienden tussen Byzantium en Perzië. De Ghassaniden en de Lakhmiden profiteerden van de handel tussen Byzantium en Perzië en deden hun best om de handelsroutes vrij te houden van plunderaars.
De Byzantijns-Perzische Oorlog
Lange tijd bleef de situatie stabiel, totdat de Byzantijns-Perzische Oorlog van 602-628 uitbrak. De Byzantijnen en de Perzen voerden wel vaker oorlog, maar ditmaal leek de Perzische koning Khosrow II (r. 590-628) vastberaden om het Byzantijnse Rijk geheel ten val te brengen. Hij veroverde Anatolië, Egypte en de Levant op de Byzantijnen en bezette deze gebieden jarenlang met zijn legers. Uiteindelijk wist de Byzantijnse keizer Heraclius (r. 610-641) de Perzen terug te drijven en het Perzische kernland aan te vallen. In 628 besloten beide rijken, moegestreden en zeer verzwakt, om vrede te sluiten.
Opkomst van de islam
Intussen was op het Arabische Schiereiland de profeet Mohammed begonnen met preken. Hij zag in de Byzantijns-Perzische oorlog een voorteken van de Apocalyps en riep de Arabieren op zich tot een strikte vorm van het monotheïsme te bekeren. Na enige strijd wisten de volgelingen van Mohammed alle Arabische stammen onder hun gezag te verenigen. Kort daarop veroverden de Arabieren de Byzantijnse gebieden die door de Perzen waren bezet. Het Perzische Rijk was intussen ook op sterven na dood. Sinds Khosrow II in 602 het Lakhmidische koninkrijk had opgeheven, werd Irak geteisterd door plundertochten van Arabische stammen. Toen deze Arabische stammen zich tot de islam hadden bekeerd en zich verzekerd wisten van de steun van de andere Arabische stammen, wisten zij in enkele decennia het gehele Perzische Rijk onder de voet te lopen.
Het Arabische handelsnetwerk
Om een lang verhaal kort te maken: rond het jaar 800 waren het voormalige Perzische Rijk, het Arabische Schiereiland en de zuidelijke en oostelijke kusten van de Middellandse Zee verenigd in één Kalifaat, dat geregeerd werd vanuit Bagdad. Dit rijk was groter dan het Romeinse Rijk ooit geweest was en omvatte – uiteraard – een groot aantal belangrijke handelsroutes. De opkomst van het Kalifaat gaf de langeafstandshandel opnieuw een sterke impuls. Het Arabische handelsnetwerk breidde zich in rap tempo uit en Arabische kooplieden bevoeren nieuwe kusten.
Zijde uit China
Volgens een overlevering bezocht een van de metgezellen van Mohammed, Sa’d ibn Abi Waqqas, nog tijdens het leven van de profeet het verre China. China was toen net herenigd onder de Tang-dynastieen stond aan het begin van een nieuwe bloeiperiode. Of deze overlevering klopt is moeilijk na te gaan, maar zeker is dat er in China al sinds de zevende eeuw een islamitische gemeenschap aanwezig is. Deze vroege contacten doen vermoeden dat de Arabieren al voor de opkomst van islam op China voeren. Tussen het Kalifaat en China ontstond een levendige handel, zowel over land (via de zijderoute) als over zee (via Srivijaya). De Arabieren importeerden uit China zijde en thee en leerden van hen papier te maken. De Chinezen importeerden wierook uit Arabië. De contacten tussen beide wereldrijken waren (op een klein akkefietje na) goed.
Opkomst van de Swahilikust
Al sinds mensheugenis voeren Indische kooplieden naar de oostkust van Afrika. De moessonwinden maakten het vrij eenvoudig om zonder geavanceerde navigatietechnieken de Arabische Zee over te steken. Toen de Romeinen rond het begin van de christelijke jaartelling de zeeroute tussen India en Oost-Afrika ontdekten, werd deze waarschijnlijk al geruime tijd gebruikt. Met de opkomst van het Kalifaat nam de handel langs deze handelsroute sterk toe. Dit bewoog de Bantoes ertoe zich aan de oostkust van Afrika te vestigen en daar enkele belangrijke handelsnederzettingen te stichten, waaronder Mombasa, Zanzibar en Kilwa. Uit de binnenlanden haalden zij goud, ivoor en slaven, die zij verhandelden aan Arabieren, Perzen, Indiërs en Chinezen. De Bantoes langs de kust ontwikkelden een lingua francagenaamd Swahili, die sterk door het Arabisch beïnvloed was.
Nootmuskaat uit de Molukken
De Arabieren bleven ook naar India varen, zoals ze al eeuwenlang deden. Op de Indische markten kwamen zij in aanraking met nieuwe soorten specerijen zoals nootmuskaat en kruidnagel, die niet in India groeiden en dus geïmporteerd moesten worden. Nootmuskaat en kruidnagel waren erg zeldzaam en dus erg duur. De herkomst van deze specerijen werd strikt geheim gehouden. Volgens de legende groeiden deze op het zogenaamde Koningseiland (Jazirat al-Muluk), dat nog voorbij de eilanden van Srivijaya lag. Arabische kooplieden waren vastberaden om dit Koningseiland te vinden. Zij die de tocht volbrachten, keerden terug met zeemansverhalen over reuzevogels die schepen tot zinken brachten door er enorme rotsblokken op te laten vallen en walvissen zo groot dat ze voor een eiland werden aangezien. Pas in de veertiende eeuw krijgt de handel tussen de Arabische wereld en de Molukken een vastere vorm. Rond deze tijd verspreidt ook de islam zich over de Maleisische Archipel.
De rol van kooplieden
Een van de meest interessante aspecten van handel in de islamitische periode is dat we nu eindelijk concrete informatie hebben over de identiteit van de kooplieden.
De Radhanieten
Opmerkelijk is de rol die joodse kooplieden speelden in de handel tussen de christelijke en de islamitische wereld. In de vroege middeleeuwen weerden christelijke en islamitische koninkrijken regelmatig elkaars kooplieden, maar onder beide groepen bleef wel een vraag naar elkaars koopwaar bestaan. Eén groep joodse kooplieden – de Radhanieten – maakte hier dankbaar gebruik van. Joden werden door zowel christenen als moslims gedoogd en konden daardoor als tussenhandelaren functioneren. De Radhanieten bouwden met behulp van de joodse gemeenschappen, die verspreid over de hele wereld leefden, een omvangrijk handelsnetwerk op. Hun handelsnetwerk strekte zich uit van Frankrijk in het westen tot China in het oosten. Zij kenden wel vier verschillende routes tussen deze twee landen. Karel de Grote, die de contacten met het Midden-Oosten en het Verre Oosten graag wilde herstellen, gaf de Radhanieten verschillende handelsprivileges.
Karimi kooplieden
Vanaf de elfde eeuw werd de eeuwenoude handelsroute tussen Egypte en India gedomineerd door de zogenaamde Karimi kooplieden. Over de oorsprong van de Karimi kooplieden is weinig bekend. Zowel Egypte als India worden als hun thuisland genoemd. Ook is niet bekend of zij alleen een gilde vormden of ook een familie waren. Wel is zeker dat zij de financiële middelen hadden om handelsreizen te organiseren voor particulieren. Zij financierden de bouw van schepen en vervulden waarschijnlijk ook de rol van bank voor reizigers. In Alexandrië kwamen zij in aanraking met kooplieden uit Venetië, die hun koopwaar opkochten en naar Europa vervoerden.
Het handelsmonopolie van Venetië
De Republiek Venetië ontstond toen verschillende nederzettingen in de Venetische Lagune zich verenigden onder het gezag van één legeraanvoerder: de doge. Aanvankelijk bleef het Venetische handelsnetwerk beperkt tot de kusten van de Adriatische Zee, die geteisterd werden door piraterij. Om deze piraten te bestrijden bouwde de Venetianen een omvangrijke vloot en onderwierpen ze verschillende havensteden langs de Dalmatische Kust. Als dank hiervoor gaf de Byzantijnse keizer hen het recht om in alle Byzantijnse havensteden handel te drijven. Ook werden zij vrijgesteld van belastingen. Tussen 1000 en 1200 breidde het Venetische handelsnetwerk zich uit. Behalve op Byzantium voeren de Venetianen ook op Alexandrië, waar ze goederen uit het Midden-Oosten en het Verre Oosten inkochten. In 1204 werd Constantinopel, mede op aandringen van de doge van Venetië, door kruisvaarders geplunderd. De Byzantijnse macht was gebroken en Venetië had nu een handelsmonopolie in het oostelijke Middellandse Zeegebied.
Volgende week
Venetië zou nog enkele eeuwen de belangrijkste brug vormen tussen Europa en het Midden-Oosten. Het monopolie van Venetië werd gebroken toen de Ottomanen in 1453 Constantinopel innamen en de Venetianen uit de Egeïsche Zee verdreven. Dit bracht de Portugezen ertoe een andere route naar het Verre Oosten te zoeken. Daarover schrijf ik over twee weken meer. Volgende week eerst aandacht voor Zuid- en Zuidoost-Azië aan de vooravond van de Europese ontdekkingsreizen.