De Indische Oceaan (7) – De Portugese periode

Op 20 mei 1498 meerde een Portugese handelsdelegatie onder leiding van Vasco da Gama aan in de Indische havenstad Calicut. Aldaar werd Vasco da Gama begroet door twee Moren uit Tunis die hem – tot zijn grote verbazing – in het Castilliaans en het Genuees toespraken. Zij verbaasden zich erover dat uitgerekend zo’n klein, afgelegen koninkrijk als Portugal een handelsdelegatie naar India stuurde. De Portugese handelsdelegatie werd voorgeleid aan de samorijn, de hindoeïstische koning van Calicut. Nadat Vasco da Gama de samorijn om een lading specerijen had gevraagd, verzocht hij hem om alle Arabische handelslieden uit de stad te weren. Dat laatste was uiteraard geen optie. De Arabieren waren immers zijn beste klanten. Om zijn verzoek kracht bij te zetten pochte Vasco da Gama over de onmetelijke rijkdom van Portugal, maar de samorijn was niet onder de indruk.

Reconquista

Het Portugese verzoek om Arabische kooplieden te weren moet belachelijk hebben geklonken in de oren van de samorijn. Wat bewoog het kleine, afgelegen Portugal ertoe zich zo arrogant op te stellen? De vermeende arrogantie van de Portugezen is beter te begrijpen in haar historische context. In het vijftiende eeuwse Portugal was de geest van de kruistochten nog altijd springlevend. Portugal vond immers zijn oorsprong in de Reconquista. Hoewel Portugal de Reconquista al in 1249 voltooide, bleef het koninkrijk vijandig staan tegenover de islamitische wereld. Bovendien was Portugal erg klein en was er niet genoeg land voor alle edelen. Dit bracht de Portugezen ertoe om in 1415 de Marokkaanse havenstad Ceuta in te nemen. Hun doel was om later ook de rest van Marokko te veroveren.

Model van een karveel; het type schip waarmee de Portugezen de oceanen verkenden.
Foto van World Imaging.

Verkenning van de Afrikaanse kust

Ter voorbereiding op een nieuwe aanval op Marokko gaf de Portugese prins Hendrik de Zeevaarder opdracht tot het verkennen van de Afrikaanse kust. Al snel ontdekten Portugese zeelieden Madeira (1418) en de Azoren (1427) en voeren ze voorbij de beruchte Kaap Bojador(1434). Uiteindelijk bereikten zij de Guinee (1446), waar volop goud te krijgen was. Verder landinwaarts lagen bovendien welvarende koninkrijken als Mali en Songhay. In de loop van de vijftiende eeuw voeren de Portugezen steeds vaker langs de Afrikaanse kust om handel te drijven en rooftochten uit te voeren. Krijgsgevangenen werden als slaaf verkocht. Naarmate de Portugezen verder vorderden, groeide bij hen ook de hoop dat zij op het koninkrijk van Pape Jan zouden stuiten, een legendarische christelijke koning die ergens in Afrika of in India zou leven. Pape Jan zou een goede bondgenoot zijn in de strijd tegen de moslims. 

Het Ottomaanse handelsembargo

De hierboven genoemde redenen vormden voor de Portugezen voldoende aanleiding om de Afrikaanse kust te verkennen. Toch geven veel geschiedenisboeken nog een andere reden op. De Ottomanen zouden Europa na de inname van Constantinopel in 1453 hebben afgesloten van de specerijenhandel, waardoor de Portugezen zich gedwongen zagen een nieuwe route naar India te zoeken. Dit is echter een fabeltje. Voor een daadwerkelijk Ottomaans handelsembargo is geen enkel bewijs. De Ottomanen namen weliswaar geleidelijk aan de Venetiaanse bezittingen in het Egeïsche Zeegebied over, maar dit weerhield de Venetianen er niet van handel met hen te drijven. De handel was zowel voor beide partijen erg winstgevend. De zoektocht naar specerijen was voor de Portugezen dan ook van ondergeschikt belang. Toen de Portugezen de route rond de Kaap ontdekten, grepen ze deze kans om het Venetiaanse handelsmonopolie te doorbreken echter wel met beide handen aan.

Portret van Vasco da Gama.
Livro de Lisuarte e Abreu (1565).

Gunboat Diplomacy

De specerijenhandel was ook voor Vasco da Gama slechts één van de redenen voor zijn tocht naar India. Waarschijnlijk stond ook bij hem de zoektocht naar Pape Jan voorop. Vasco da Gama dacht namelijk dat de samorijn een christen was, die wel kon worden overgehaald tot het weren van islamitische kooplieden. Het gerucht over het overmoedige verzoek van de Portugezen deed na het vertrek van Vasco da Gama volop de ronde in Calicut. Toen Pedro Alvares Cabral in 1500 met een tweede handelsdelegatie aankwam in Calicut, werd hij door de Arabische handelslieden met argusogen bekeken. Cabral kreeg toestemming om een handelspost – een factorij – op te richten, maar deze werd al na enkele maanden door de Arabieren overvallen. De samorijn legde de Arabieren geen strobreed in de weg. De Portugezen namen echter wraak. Met hun kanonnen legden ze de haven van Calicut in puin.

Het Portugese handelsmonopolie

In de daaropvolgende jaren stichtten de Portugezen talloze factorijen in de havensteden langs de Indische Oceaan en de Grote Oceaan: van Zanzibar (1503) tot aan de Molukken (1512) en van Macau (1557) tot aan Nagasaki (1571). Met hun donderbussen en hun met kanonnen uitgeruste schepen wisten ze telkens hun zin door te drijven. Om belangrijke handelsknooppunten zoals de Straat van Hormuz en de Straat van Malakka onder hun gezag te brengen, veroverden de Portugezen respectievelijk Hormuz (1507) en Malakka (1511). Het plan om de Rode Zee af te sluiten door Aden te veroveren mislukte echter. In de havensteden die onder Portugees gezag vielen kon men enkel handel drijven als men over de juiste papieren beschikte. Deze papieren kon men voor veel geld bij de Portugezen kopen. Schepen die deze papieren niet hadden werden geweerd en soms zelfs gekaapt.

Het Portugese Rijk in de zestiende eeuw.
Auteur: Tokle

Gevolgen voor de handel

Of de Portugezen daadwerkelijk zo succesvol waren in het vestigen van een monopolie is nog maar de vraag. Slechts in een beperkt aantal havensteden hadden zij daadwerkelijk de macht. In de meeste havensteden bezaten zij niet veel meer dan een handelspost. Uiteraard leidde de agressieve werkwijze van de Portugezen wel tot enige onrust. In 1509 bundelden Egypte, Gujarat en Portugal’s oude rivaal Venetië hun krachten in de Zeeslag bij Diu. De Portugezen wisten hen echter te verslaan met hun behendige schepen en hun vuurwapens. Het was een indrukwekkende overwinning, maar de macht van de islamitische wereld was bij lange na niet gebroken. Sterker nog, de bloeiperiode van de Ottomanen, de Safaviden en de Moguls moest nog komen. Deze zogenoemde buskruitrijken waren stuk voor stuk machtiger dan enige Europese grootmacht van die tijd. De Portugezen waren hooguit een stoorzender in de langeafstandshandel.

Portugal en Spanje krijgen concurrentie

Op Portugal en Spanje na lijken de Europese grootmachten de nieuwe handelsroutes aanvankelijk niet als prioriteit te hebben gezien. Zij lijken meer bezig te zijn geweest met de gebeurtenissen op het eigen continent. Pas aan het eind van de zestiende eeuw, wanneer het Spaanse Rijk in verval raakt, begonnen de niet-Iberische Europeanen interesse te tonen in de wereld buiten Europa. Nu de Spaanse Armada verslagen was, waagden de Engelsen, de Fransen en de Nederlanders zich vaker op de Atlantische Oceaan. Hoewel de Engelsen en de Fransen zich aanvankelijk vooral op Amerika richtten, zagen de Nederlanders de specerijenhandel in de Indische Oceaan als prioriteit. De geschiedenis is bekend: in 1596 bereikte Cornelis de Houtman als eerste Nederlander de Maleisische Archipel, in 1602 werd de VOC opgericht en in 1619 stichtte Jan Pieterszoon Coen de stad Batavia.

De factorij van de VOC in Hougli, Bengalen.
Hendrik van Schuylenburgh (1665).
Rijksmuseum, Amsterdam.

De invloed van Europa neemt toe

De Nederlanders namen de agressieve werkwijze van de Portugezen over. De VOC nam geen genoegen met eerlijke handel, maar stuurde aan op een volledig monopolie. Het optreden van Jan Pieterszoon Coen op de Banda-eilanden is hier een goed voorbeeld van. De Nederlanders slaagden erin een groot deel van het Portugese handelsimperium over te nemen. Bijna een eeuw lang bezaten zij het monopolie op de specerijenhandel. Later nam hun invloed af, toen ook machtige koninkrijken als Engeland en Frankrijk handelsposten begonnen op te richten in India. Voor zowel de Portugezen en de Nederlanders als voor de Engelsen en de Fransen gold dat hun imperium aanvankelijk slechts beperkt was tot de kuststeden. Na verloop van tijd nam hun invloed op het achterland echter toe. De koninkrijken in het binnenland zagen immers veel voordeel in goede handelsbetrekkingen met de Europeanen en konden daardoor eenvoudig worden gemanipuleerd.

De opkomst van het Westen

In de loop van de achttiende eeuw raakt de islamitische wereld in verval. Het Mogulrijk en het Safavidische Rijk gaan ten onder en ook het Ottomaanse Rijk begint op het gebied van wetenschap en technologie achterop te raken. De Europese grootmachten doen hier hun voordeel mee. In Europa worden de Ottomanen teruggedreven door Rusland en Oostenrijk, maar ook in Azië neemt de Europese invloed toe. In de Zevenjarige Oorlog (1756-1763) strijden Engeland en Frankrijk om India, waar beide grootmachten veel handelsposten en plaatselijk bondgenoten hebben. Engeland wint de oorlog en weet in de decennia daarop geheel India aan zich te onderwerpen. Nederland breid op vergelijkbare wijze zijn invloedssfeer op de Maleisische Archipel uit. Eind achttiende eeuw is de Indische Oceaan is een Europese binnenzee geworden. Pas rond deze tijd haalt Europa de rest van de wereld in op politiek, technologisch en economisch gebied.