Het Sanskriet staat bekend als de heilige taal van India. In deze taal zijn de vier Veda’s opgetekend, evenals latere hindoeïstische en boeddhistische werken. Later werd het Sanskriet de taal van wetenschap, filosofie en literatuur (denk aan de Mahabharata en de Ramayana). Toch is het niet in India waar het Sanskriet voor het eerst opduikt, maar in Syrië. In een koninkrijk genaamd Mitanni heersten eens koningen die namen droegen als Artasmara, Artadhama en Tvaisharatha en die goden aanriepen als Indra, Mitra en Varuna. Stuk voor stuk Indo-Arische namen in een dialect dat taalkundig dicht bij het Sanskriet van de Veda’s staat. Hoe komen deze Sanskriet sprekende koningen in Syrië terecht?
Het koninkrijk Mitanni
Om dit te begrijpen eerst wat informatie over het koninkrijk waarover deze koningen heersten. Mitanni was een koninkrijk met een hoofdzakelijk Hurritische bevolking. De Hurrieten leefden in stadstaten in noordelijk Mesopotamië en spraken een taal die noch Semitisch, noch Indo-Europees was. Lange tijd vormden ze geen politieke eenheid, waardoor ze keer op keer werden onderworpen door hun beter georganiseerde Assyrische en Hittitische buren. Rond 1500 v. Chr. verandert er echter iets. Na de val van de Oud-Assyrische en de Oud-Babylonische koninkrijken verenigen de Hurrieten zich plotseling in één groot koninkrijk genaamd Mitanni, dat zich kan meten met de machtige Egyptische en Hittitische koninkrijken. Op zijn hoogtepunt beslaat Mitanni vrijwel geheel Syrië, het noorden van Irak en het zuidoosten van Turkije. De vraag hoe deze plotselinge bloei van dit Hurritische koninkrijk mogelijk was blijft onbeantwoord. Het ligt echter voor de hand dat de Indo-Arische koningen hier een belangrijke rol in speelden.
De maryannu
In de namen van de koningen en andere edelen van Mitanni ligt een belangrijke aanwijzing besloten wat betreft hun oorspronkelijke functie. Sommige van deze namen bevatten namelijk de woorden asva (paard), of ratha (strijdwagen). Zowel paarden als strijdwagens waren destijds vrij nieuw in het Nabije Oosten. Pas rond 1600 v. Chr. doken hier de eerste strijdwagens met twee gespaakte wielen en getrokken door paarden op. Het was een gespecialiseerde vorm van oorlogvoering waar speciaal getrainde jongemannen voor nodig waren, de zogenaamde maryannu (Sanskriet = marya). Er is zelfs een handboek voor het trainen van paarden teruggevonden, van ene Kikkuli. Kikkuli was een Hurriet die de Hittieten onderwees in het africhten van paarden. In zijn instructie maakt hij gebruik van veel Indo-Arische vaktermen, zoals asva (paard) en vartana (ronde). Getallen duidt hij ook aan met hun Indo-Arische naam, bijvoorbeeld aika (een), tera (drie), panza (vijf), satta (zeven) en nava (negen).
Gezien deze informatie lijkt het erop dat de Indo-Arische koningen van Mitanni van oorspong zogenaamde maryannu waren. Mogelijk hadden de Hurritische stadstaten hun voorouders ingehuurd omwille van hun vaardigheid met paard en strijdwagen. Op een gegeven moment werden deze maryannu zo invloedrijk, dat ze een greep naar de macht deden. Een soortgelijk verschijnsel is terug te zien in de islamitische wereld, waar Turks sprekende elitesoldaten – de Mamlukken – na verloop van tijd zelf de macht grijpen en hun eigen dynastieën stichten, onder meer in India en Egypte.
De Indo-Arische migraties
Waar kwamen deze Indo-Arische wagenmenners nu vandaan? Het lijkt erop dat het paard en de strijdwagen in het Nabije Oosten zijn geïntroduceerd door de van oorsprong Indo-Arische maryannu. De strijdwagen, althans de variant met twee gespaakte wielen en getrokken door paarden, vindt zijn oorsprong in het gebied ten noorden van de Kaspische Zee omstreeks 2000 v. Chr, in de zogenaamde Sintashtacultuur. Na de uitvinding van de strijdwagen verspreidt het voertuig zich al snel over Centraal-Azië, waar de zogenaamde Andronovocultuur ontstaat. Het wordt een waar statussymbool en krijgers laten zich er zelfs mee begraven. In deze cultuur lijkt de proto-Indo-Arische taal, de voorloper van het Sanskriet, zijn oorsprong te vinden.
Omstreeks 1700 v. Chr. raken de proto-Indo-Ariërs in conflict met de inwoners van de Oxusbeschaving. Na enkele eeuwen vreedzaam naast elkaar te hebben geleefd, nemen de proto-Indo-Ariërs hun ommuurde steden in en gaat de Oxusbeschaving ten onder. Het nieuws over de afschrikwekkende Indo-Arische wagenmenners bereikt binnen enkele decennia ook het Nabije Oosten, waar de plaatselijke koninkrijken staan te trappelen om hen in dienst te nemen.
De Vedische Ariërs en de val van de Indusbeschaving
Iets soortgelijks is mogelijk ook gebeurd bij de steden in het Indusdal. Omstreeks 1700 v. Chr. was de Indusbeschaving al enige eeuwen op zijn retour. Overbevolking en klimaatverandering leidden tot een felle strijd om land en grondstoffen. Mogelijk hebben de inwoners van de Indusbeschaving in deze context ook besloten om maryannu in te huren. De maryannu werden in het Indusdal nog succesvoller dan in Syrië. Na de onafwendbare teloorgang van de steden in het Indusdal stichtten deze maryannu hun eigen koninkrijken. De oorlogen van deze maryannu vormden mogelijk de basis voor legendes over de Kurukshetra-oorlog, bekend uit de Mahabharata, het nationale epos van India. Ze verspreidden zich met hun families en hun vee over de Indus-Gangesvlakte en brachten hun eigen gebruiken met zich mee. Deze gebruiken zouden de basis vormen voor de vier Veda’s en daarmee voor de hindoeïstische godsdienst.