Verloren Oudheid – Dur-Sharrukin

In maart 2015 blies IS de ruïnes van de stad Dur-Sharrukin op. Deze stad, gelegen nabij het moderne Khorsabad, is uniek onder de Assyrische steden. Waar de meeste Assyrische steden duizenden jaren oud waren toen het Nieuw-Assyrische Rijk opkwam, is Dur-Sharrukin pas in 717-706 v. Chr. gesticht en wel door één persoon: Sargon II(Akkadisch: Sharrukin). Sargon II was een ambitieuze koning die de veroveringen van zijn voorgangers probeerde te consolideren, maar ook een nieuwe start wilde maken. Hij gaf de opdracht tot de bouw van een nieuwe hoofdstad, die gelijk de meest indrukwekkende stad ter wereld moest worden.

Sargons staatsgreep
Sargon II kwam naar alle waarschijnlijkheid door een staatsgreep aan de macht. Zijn voorganger Salmanasser V (727-722 v. Chr.) had zich naar verluid impopulair gemaakt door zware belastingen en dwangarbeid op te leggen, al moet worden opgemerkt dat zo ongeveer elke afgezette Mesopotamische koning hiervan werd beschuldigd. De werkelijke reden dat Sargon besloot de macht te grijpen was waarschijnlijk dat Salmanasser de indrukwekkende veroveringen van zijn vader Tiglath-Pileser III (744-727 v. Chr.) niet kon evenaren en Sargon zichzelf als een betere generaal beschouwde. Naar eigen zeggen was Sargon een jongere broer van Salmaneser, maar dit kan slechts een manier zijn geweest om zichzelf te legitimeren.

Merodach-Baladan II (links). Altes Museum, Berlijn.

Merodach-Baladan II (links).
Altes Museum, Berlijn.

Opstand van Merodach-Baladan II
Het koningschap van Babylonië was sinds 734 v. Chr. in Assyrische handen geweest nadat Tiglath-Pileser de laatste inheemse koning Nabonasser had afgezet. Sindsdien hadden Tiglath-Pileser en zijn zoon Salmaneser zowel de titel ‘koning van Assyrië’ als de titel ‘koning van Babylonië’ gedragen. De twee koninkrijken waren in een persoonlijke unie verenigd. Vanwege de twijfelachtige legitimiteit van Sargon weigerden de Babyloniërs hem echter als hun koning te erkennen. In plaats daarvan plaatsten ze Merodach-Baladan II, een Chaldeeuwskrijgsheer, op de troon. Sargon kon het verlies van Babylonië uiteraard niet over zijn kant laten gaan en in 720 v. Chr. organiseerde hij een veldtocht tegen Merodach-Baladan. Hij werd echter verslagen door een coalitie van Babyloniërs, Chaldeeën en Elamieten.

Oorlog tegen Urartu
Ondanks dit verlies behaalde Sargon een aantal indrukwekkende overwinningen. Zo veroverde hij in 721 v. Chr. Samaria, de hoofdstad van het Noordrijk Israel, al is het ook mogelijk dat Salmanasser dit had gedaan en Sargon er met de eer vandoor is gegaan. Tussen 719 en 713 v. Chr. organiseerde Sargon regelmatig veldtochten naar het Zagrosregio. Deze regio was erg gewild vanwege de aanwezigheid van grondstoffen als hardhout, metaalerts, vee en strijdpaarden. Koning Rusa van aartsrivaal Urartu (de voorloper van Armenië) had geprobeerd zijn macht over deze regio uit te breiden door de plaatselijke krijgsheren aan zijn kant te krijgen. Sargon’s veldtochten waren een reactie hierop. Na jaren van felle strijd wist Sargon de plaatselijke krijgsheren te onderwerpen en vele Urartese vestingen in te nemen, waaronder de heilige stad Musasir. Bij de verovering van Musasir maakte Sargon grote hoeveelheden goud en zilver buit. Toen Rusa hiervan hoorde pleegde hij zelfmoord.

Reconstructie van het paleis van Sargon II. Wright, J.H. (1905): A history of all nations from the earliest times.

Reconstructie van het paleis van Sargon II te Dur-Sharrukin.
Wright, J.H. (1905): A history of all nations from the earliest times.

Dur-Sharrukin
Vanwege het felle verzet tegen zijn heerschappij besloot Sargon in 717 v. Chr. tot de bouw van een nieuwe hoofdstad, speciaal voor zichzelf: Dur-Sharrukin. Deze stad zou de vorm krijgen van een bijna perfecte vierkant van één vierkante mijl. De stad had dikke ringmuren en zeven poorten: twee op het westen, twee op het oosten, twee op het zuiden en één op het noorden. Daar waar de achtste poort zou moeten zitten bouwde Sargon zijn ‘paleis zonder gelijke’. Hij liet ook een paleis bouwen voor zijn grootvizier Sin-ah-usur, een tempel voor Nabu en een eigen Ziggurat (tempeltoren). De paleizen werden versierd met vele reliëfs en Lamassu’s (gevleugelde stieren met mensenhoofden) die naar het schijnt beschilderd waren. Daarnaast liet Sargon vele tuinen en parken aanleggen en zette hij in de omgeving van de stad grote irrigatieprojecten op.

Inname van Babylon
In 710 v. Chr. was Sargon eindelijk klaar om Babylonië te heroveren. Dit zal mede mogelijk zijn gemaakt door de schatten die hij in Musasir had buitgemaakt. Om coalitievorming te voorkomen viel hij eerst Elam aan en benaderde hij later vanuit zuidoostelijk richting de stad Babylon. De Assyriërs omringden de stad, maar Merodach-Baladan wist te ontkomen. Nu hun koning was gevlucht besloten de inwoners van Babylon Sargon als hun koning te verwelkomen. Naar eigen zeggen werd Sargon feestelijk onthaald omdat hij de stad bevrijd had van de tirannie van de Chaldeeër.

Een relief uit het Louvre, met rechts Sargon II en links (waarschijnlijk) Sanherib.

Sargon II (rechts) en (waarschijnlijk) Sanherib (links). Louvre, Parijs.

De dood van Sargon
Met de onderwerping van Babylonië en de schatten van Musasir op zak kon Sargon zich vanaf 710 v. Chr. volop richten op de bouw van zijn nieuwe hoofdstad. In 706 v. Chr. was de stad af. Erg lang heeft Sargon echter niet van zijn meesterwerk kunnen genieten. In 705 v. Chr. sneuvelde hij in de strijd in Tabal, een koninkrijk in centraal Anatolië. Het gebeurde niet vaak dat een Assyrische koning sneuvelde in de strijd en dit werd dan ook als een zeer slecht teken gezien. Temeer omdat Sargon nog altijd het stigma van onrechtmatig heerser met zich meedroeg.

De ondergang van Dur-Sharrukin
De dood van Sargon was reden voor Merodach-Baladan om zich opnieuw uit te roepen tot koning van Babylonië. Ook in de Levant verklaarden verschillende koninkrijkjes, waaronder Juda, zich onafhankelijk. Sargon’s zoon Sanherib had er 16 jaar en veel bloedvergieten voor nodig om alle opstanden de kop in te drukken. Vanwege Sargon’s oneervolle dood deed Sanherib er alles aan om zich van zijn vader te distantiëren. Zo noemt hij hem nooit in zijn inscripties. Hij liet ook diens stad Dur-Sharrukin ontruimen en verplaatste de hoofdstad naar Nineveh, waar hij zijn eigen ‘paleis zonder gelijke’ bouwde. Sindsdien ligt de stad te verstoffen. Tot recent waren er echter zeer goed bewaard gebleven overblijfselen van paleizen, muren en reliëfs te vinden: de overblijfselen van een stad waar nauwelijks in is geleefd.

Verloren Oudheid – Het Mesopotamische koningsideaal

Wanneer de gerechtigheid opzij geschoven is, wat zijn koninkrijken anders dan grote roversbenden? En wat is een roversbende anders dan zo’n koninkrijk in het klein?

Augustinus, De Civitate Dei IV, 4

Dit citaat van Augustinus illustreert mooi de paradox van een geweldsmonopolie: om te voorkomen dat mensen elkaar geweld aandoen is een staatsapparaat nodig dat het recht heeft om – indien nodig – met geweld op te treden tegen geweldplegers. Dit roept echter de vraag op waar een staat dit recht op baseert. Een staat die naar willekeur handelt verschilt inderdaad weinig van een grote roversbende.

Priesterkoning (ensi) van Uruk. Pergamonmuseum, Berlijn.

Priesterkoning (ensi) van Uruk.
Pergamonmuseum, Berlijn.

Soemerische oorsprong van het koningschap
De oude Soemeriërs waren zich al bewust van dit probleem. In het vierde millennium voor Christus kwamen daar de eerste steden op. Nu tienduizenden mensen bij elkaar leefden – de stad Uruk had ruim 40.000 inwoners – was er behoefte aan één man die als een goede herder de boel bij elkaar kon houden. Deze herder vond men in de ensi (hogepriester), die bemiddelde tussen het volk en de beschermgod van de stad. Omdat hij een speciaal lijntje had met de goden, had hij het mandaat om belastingen te eisen en recht te spreken. Alleen het aanvoeren van de legers liet hij over aan een lugal (grote man).

Met de voortdurende dreiging van oorlog nam in het derde millennium voor Christus de macht van de lugals toe. Na verloop van tijd gingen zij ook de ceremoniële en gerechtelijke taken van de ensi overnemen. In het derde millennium was de stad Nippoer – een religieus centrum dat door alle Soemeriërs werd gerespecteerd – erg belangrijk. De lugal die over Nippoer heerste en de tempel van de god Enlil beschermde werd beschouwd als de enige ware afgezant van de goden, die ‘het koningschap’ bezat. ‘Het koningschap’ wordt in de Soemerische koningslijst omschreven als een geschenk van de goden dat uit de hemel was neergedaald en dat maar door één persoon tegelijk kon worden bezeten.

Bronzen hoofd van een Akkadische koning (waarschijnlijk Sargon van Akkad). Nationaal Museum Irak.

Bronzen hoofd van een Akkadische koning (waarschijnlijk Sargon van Akkad).
Nationaal Museum Irak.

Mesopotamische koningsideologie
Soemerische ideeën over het koningschap werden overgenomen door de Akkadiërs die onder Sargon van Akkad geheel Mesopotamië veroverden. In de loop van het tweede millennium voor Christus lijken deze ideeën ook te zijn overgenomen door de inwoners van de Levant, Anatolië en West-Iran. In al deze regio’s ging men er vanuit dat de koning een uitverkorene van de goden was die het mandaat had om mensen en zelfs hele volken die hem niet wilden gehoorzamen genadeloos te straffen en die (in theorie) recht had op wereldheerschappij. Zelfs marginale koninkrijkjes als Juda en Israël geloofden dat hun koning de lieveling van hun godwas.

Naast het recht om mensen geweld aan te doen en te beroven (om het maar eens grof te formuleren) had de koning de plicht om voor zijn volk en voor de hele wereld vrede en welvaart te brengen. Hij moest zijn mensen beschermen tegen externe vijanden, steden voor hen bouwen, akkers voor hen aanleggen, hun handelsbelangen veiligstellen en de goden tevreden houden door offers te brengen en tempels te restaureren. De ideale Mesopotamische koning was dan ook een vredesvorst.

Tiglath-Pileser III British Museum

Tiglath-Pileser III
British Museum

De opkomst van het Assyrische Rijk
Aangekomen in het vroege eerste millennium voor Christus treffen we in het Nabije Oosten talloze onafhankelijke koninkrijkjes die allemaal geloofden dat ze het uitverkoren volk waren en dat hun koning de lieveling van hun god was. Zolang er een zekere machtsbalans bestond tussen die koninkrijkjes had dit geloof weinig concrete gevolgen, maar toen de Assyriërs onder Tiglath-Pileser III (r. 744-727 v. Chr.) grote delen van de bekende wereld veroverden leken de Assyriërs gelijk te krijgen: zij waren het uitverkoren volk, hun god Ashur was de machtigste god, hun koning was de rechtmatige wereldheerser.

De opkomst van het Assyrische Rijk had grote gevolgen voor het religieuze en politieke denken in het Nabije Oosten. De Assyrische koningen zagen zich door hun goddelijke mandaat gerechtigd om hun vijanden op de meest gruwelijke manieren te straffen, om volken die niet onder hun gezag vielen hun wil op te leggen en om zichzelf in megalomane inscripties de hemel in te prijzen. De overwonnen volken kwamen daarmee voor een dilemma te staan: hadden de Assyriërs gelijk en waren zij de rechtmatige wereldheersers, of was dit slechts een test van hun god?

Jezus

Jezus Christus, Pantokrator.

Oorsprong van het messianisme
De profeet Jesaja uit Juda (actief 740-700 v. Chr.) had een duidelijk en revolutionair antwoord: de Assyrische koning was slechts een roede in de hand van de HEER, de God van Israël. De HEER had hem boven alle andere vorsten verheven om zondige volken, waaronder ook Juda en Israël, te straffen. Jesaja ging er dus vanuit dat, ondanks het succes van de Assyriërs, de HEER nog steeds de machtigste god was. Israël was ook nog steeds het uitverkoren volk, maar juist daarom werden zij zo getuchtigd voor hun ongehoorzaamheid.

Volgens Jesaja was het Huis van David nog steeds het favoriete koningshuis van de HEER, maar over de huidige koningen van Juda was Hij niet zo te spreken. Op een dag zou Israël echter in ere worden hersteld en zou een Messias (gezalfde) uit het Huis van David over de wereld heersen. Alle volken zouden dan naar Jeruzalem komen om de HEER te aanbidden. Ziehier de oorsprong van het joodse messianisme, waar later ook het christendom en de islam uit zouden voortkomen.

De Mesopotamische oorsprong van ons religieuze denken
Hoewel oosterse koningen zich van oudsher op goddelijke steun hadden beroepen, waren het de Israëlieten die voor het eerst stelden dat hun god de enige ware was en zijn gezalfde de enige rechtmatige koning. In navolging van hen wachten joden, christenen en moslims op de komst van een ideale oosterse koning die vrede op aarde zal brengen en beroepen de radicalen onder hen zich op een geweldsmonopolie zonder limiet.

Verloren Oudheid – Nineveh

Het culturele vandalisme van IS kwam voor het eerst grootschalig in het nieuws toen de terreurgroep in januari 2015 delen van de stadsmuur van Nineveh opblies. Het bleek het begin te zijn van een veel grotere campagne om sporen van het voorislamitische verleden uit te wissen. Dit verleden zou immers kunnen afleiden van het islamitische ideaal. Het is dan ook typerend dat van alle heidense ruïnes de stadsmuren van Nineveh het als eerste moesten ontgelden.

Reconstructie van de stad Nineveh volgens archeoloog Austen Henry Layard (1817-1894).

Reconstructie van de stad Nineveh volgens archeoloog Austen Henry Layard (1817-1894).

De reputatie van Nineveh
In de Oudheid stond Nineveh bekend als een van de grootste en mooiste steden ter wereld. Tussen 705 en 612 v. Chr. was het de hoofdstad van het Nieuw-Assyrische Rijk en als zodanig beschikte de stad over alle luxes die binnen het rijk te krijgen waren. Met ruim 120.000 inwoners afkomstig uit alle delen van het rijk was Nineveh een tijdlang de grootste stad ter wereld. De koningen Sanherib (r. 705-681 v. Chr.) en Ashurbanipal (r. 669-627 v. Chr.) bouwden er hun paleizen en zelfs een van de eerste bibliotheken was er gevestigd. In de Bijbel worden haar inwoners getypeerd als arrogant en decadent en wordt de verwoesting van de stad bejubeld. Dit alles spreekt echter des te meer voor de indruk die de stad maakte op overwonnen volken.

De oorsprong van Nineveh
De eerste sporen van bewoning in Nineveh gaan terug tot 6000 v. Chr. Tussen 2900 en 2600 v. Chr. groeide Nineveh uit tot een stad. De stad werd al snel een belangrijke cultusplaats voor de moedergodin Nina. Toen de Semitische Akkadiërs zich rond 2300 v. Chr. in het noorden van Mesopotamië gingen vestigen en zich vermengden met de vermoedelijk Hurritisch sprekende plaatselijke bevolking, ontstond het Assyrische volk. De Assyriërs identificeerden de inheemse godin Nina met de Akkadische oorlogsgodin Ishtar en ook onder hen bleef de stad een belangrijk cultuscentrum. De Ishtar van Nineveh werd zelfs door farao Amenhotep III (r. 1388-1351 v. Chr.) vereerd.

Een relief uit het Louvre, met rechts Sargon II en links (waarschijnlijk) Sanherib.

Een relief uit het Louvre, met rechts Sargon II en links (waarschijnlijk) Sanherib.

Sanherib
Toen de Assyrische koning Sanherib (r. 705-681 v. Chr.) aan de macht kwam, werd Nineveh naast een religieus centrum ook een politiek centrum. Sanherib’s vader Sargon II (r. 721-705 v. Chr.) was een usurpator die niet gerelateerd was aan de vorige koning Salmanasser V (r. 727-721 v. Chr.). Zijn heerschappij stuitte daarom op veel verzet onder met name de Babyloniërs. Hoewel Sargon erg zijn best had gedaan om het rijk onder de duim te houden en daarbij zelfs aartsrivaal Urartu (Armenië) had verslagen, sneuvelde hij in 705 v. Chr. in de strijd. Deze gebeurtenis werd door velen gezien als een teken van goddelijke toorn en weinigen waren dan ook bereid om Sargon’s zoon Sanherib als heerser te aanvaarden. De eerst zestien jaar van zijn regering was Sanherib dan ook bezig om met harde hand de opstandige plaatselijke vorsten aan zijn gezag te onderwerpen.

Sanherib’s bouwprojecten
Om zich te distantiëren van zijn vader en zo legitimiteit te winnen liet Sanherib de hoofdstad die Sargon had gesticht – Dur-Sharrukin (Khorsabad) – ontruimen en maakte hij Nineveh tot zijn nieuwe hoofdstad. Hij liet er een indrukwekkend paleis bouwen en legde een 12 kilometer lange ringmuur met slotgracht aan. Overwonnen volken vanuit het hele rijk werden in de stad gevestigd en tewerkgesteld. Sanherib wilde met zijn paleis, gelegen op een heuvel genaamd Kuyunjik, alle eerdere paleizen overtreffen. Zijn ‘paleis zonder gelijke’ was 22 meter hoog en had 80 kamers, waarvan vele versierd waren met reliëfs van oorlogstaferelen. Hij liet ook tuinen en parken aanleggen door middel van verschillende geavanceerde irrigatietechnieken, waaronder mogelijk de schroef van Archimedes. In de tuinen verzamelde hij allerhande planten en dieren afkomstig van over de gehele bekende wereld. Assyriologe Stephanie Dalley heeft zelfs gesuggereerd dat legendes over de Hangende Tuinen van Babylon eigenlijk teruggaan op de tuinen van Sanherib, maar deze identificatie is controversieel.

Ashurbanipal op leeuwenjacht. Een relief uit het paleis van Ashurbanipal te Nineveh.

Ashurbanipal op leeuwenjacht.
Een relief uit het paleis van Ashurbanipal te Nineveh.

Ashurbanipal’s bouwprojecten
Nadat Sanherib van Nineveh een waardige hoofdstad had gemaakt, hebben ook zijn afstammelingen belangrijke bijdragen geleverd. Sanherib’s zoon Esarhaddon (r. 681-669 v. Chr.) liet op de heuvel genaamd Nabi Yunus een wapenarsenaal aanleggen en Esarhaddon’s zoon Ashurbanipal (r. 669-627 v. Chr.) liet op het eerdergenoemde Kuyunjik een nieuw paleis bouwen, waar ook de befaamde Bibliotheek van Ashurbanipal gevestigd was. Ashurbanipal presenteerde zich als een intellectueel die – anders dat eerdere Assyrische koningen – kon lezen en schrijven. Hij gaf de opdracht om vanuit het hele rijk kleitabletten en perkamentrollen te verzamelen en deze onder te brengen in zijn bibliotheek. Ashurbanipal lijkt vooral geïnteresseerd te zijn geweest in zaken die wij als occult zouden beschouwen – astrologie, leverschouwing, voortekenduiding, bezweringen – maar voor de oude Mesopotamiërs waren deze vormen van divinatie volwaardige wetenschappen. Bovendien heeft de Mesopotamische interesse in astrologie geleid tot belangrijke doorbraken op het gebied van de astronomie en de wiskunde. Naast wetenschappelijke en religieuze teksten zijn ook belangrijke literaire teksten verzameld, waaronder het beroemde Gilgamesj-epos.

Soemerisch-Akkadisch woordenboek uit de Bibliotheek van Ashurbanipal.

Soemerisch-Akkadisch woordenboek uit de Bibliotheek van Ashurbanipal.

Verwoesting van Nineveh
Nineveh werd in 612 v. Chr. ingenomen door een coalitie van Babyloniërs en Meden, waarop de overwinnaars de paleizen van Sanherib en Ashurbanipal leegplunderden en afbrandden. Ook de Bibliotheek van Ashurbanipal heeft het niet overleefd. Desondanks is er relatief veel bewaard gebleven. De paleismuren zijn nog grotendeels te reconstrueren en veel reliëfs zijn nog grotendeels intact. De ringmuren zijn nooit helemaal verwoest; zelfs IS is daar niet in geslaagd. Bovendien zijn de kleitabletten uit de bibliotheek door de brand alleen maar harder geworden, waardoor ze nog beter bewaard zijn gebleven. Toen Nineveh in de negentiende eeuw werd opgegraven, lag de belangrijkste Mesopotamische literatuur daar zo voor het oprapen.

Nineveh na de val
Volgens Ctesias werd Nineveh met de grond gelijkgemaakt en werden de inwoners gehuisvest in naburige dorpen. Dat eerste lijkt echter overdreven. Hoewel de stad waarschijnlijk wel grotendeels is leeggelopen, moeten de ruïnes nog lange tijd zichtbaar zijn geweest. Het besef dat de ruïnes tot het machtige Nineveh behoorden lijkt tot in de islamitische periode stand te hebben gehouden. Moslims kennen de heuvel waarop het arsenaal van Esarhaddon gevestigd is immers als Nabi Yunus, naar de profeet Jona die volgens de overlevering Nineveh voor de ondergang had gewaarschuwd.

Verloren Oudheid – Wie waren de Assyriërs?

Ons verhaal begint in Mesopotamië, het land tussen de Eufraat en de Tigris. De Soemeriërs hadden het gebied tussen 4000 en 2300 v. Chr. gedomineerd, maar onder Sargon van Akkad (r. 2340-2278 v. Chr.) hadden de Semitisch sprekende Akkadiërs de macht overgenomen. In de loop van het tweede millennium v. Chr. ontstonden in Mesopotamië twee Akkadische koninkrijken: Assyrië in het noorden en Babylonië in het zuiden. Babylonië was, mede dankzij de erfenis van de Soemeriërs, al vroeg uitgegroeid tot een centrum van wetenschap en religie, terwijl Assyrië vooral bekend stond als militaristisch. Omdat de Assyriërs zich regelmatig tegen naburige volken moesten verdedigen werd oorlog al vroeg een belangrijk onderdeel van de Assyrische ideologie. De Assyriërs zagen het universum als een chaotisch strijdtoneel waarin zij, onder de bescherming van de god Ashur en onder leiding van hun koning, de goddelijke orde moesten handhaven.

Plaatselijke vorsten uit het Zagrosgebergte brengen tribuut in de vorm van kamelen. Zwarte Obelisk van Salmanasser III (r. 858-824 v. Chr.)

Plaatselijke vorsten uit het Zagrosgebergte brengen tribuut in de vorm van kamelen.
Zwarte Obelisk van Salmanasser III (r. 858-824 v. Chr.)

Een veredelde roversbende?
Uiteraard deelde niet iedereen hun ideologie. In de ogen van hun vijanden waren de Assyriërs waarschijnlijk weinig meer dan een veredelde roversbende. Sinds de veertiende eeuw v. Chr. organiseerden de Assyriërs jaarlijks veldtochten naar omliggende gebieden: de Armeense hooglanden, het Zagrosgebergte, de kusten van de Middellandse Zee en Babylonië. Met hun enorme leger paradeerden de Assyrische koningen door deze gebieden, daarbij tribuut eisende van de plaatselijke vorsten. Deze tribuut moet niet gezien worden als een belasting, maar als een eerbetoon waarmee de vorsten aangaven de koning van Assyrië als hun meerdere te erkennen. Vrijblijvend was deze tribuut echter niet. Vanwege de militaire dreiging stuurden de meeste vorsten direct hun tribuut zodra de koning in aantocht was. De koninkrijken die weigerden te betalen werden meestal onder de voet gelopen door het superieure Assyrische leger, dat hun akkers plunderde, hun steden plat brandde en hun leiders op de meest gruwelijke manieren ter dood bracht. Wanneer de Assyriërs echter weer vertrokken waren, gingen de plaatselijke vorsten weer hun eigen weg.

Tiglath-Pileser III British Museum

Tiglath-Pileser III
British Museum

Het eerste wereldrijk
Onder Tiglath-Pileser III (r. 744-727 v. Chr.) werden enkele belangrijke hervormingen doorgevoerd, waardoor het Assyrische Rijk een vastere vorm kreeg. Zo stelde hij gouverneurs aan over de veroverde gebieden en eiste hij een jaarlijks terugkerende tribuut van de plaatselijke vorsten. Zo konden de Assyriërs de veroverde gebieden langer onder hun gezag houden. Toch had het Assyrische Rijk ook na Tiglath-Pileser regelmatig te maken met opstanden onder de plaatselijke vorsten, vooral wanneer zij de nieuwe koning niet legitiem achtten. Bovendien hadden de Assyriërs weinig invloed op de onderworpen bevolking. Ze drongen hun cultuur en religie niet aan hen op en lieten – enkele steles en handelsnederzettingen daargelaten – nauwelijks bouwwerken na in de veroverde gebieden. Voor de gewone man veranderde er weinig; noch in positieve, noch in negatieve zin. Vooral de plaatselijke vorsten waren niet blij dat ze hun soevereiniteit moesten opgeven.

De Babyloniërs
De meest opstandige onderdanen van het Assyriërs waren de Babyloniërs. Als erfgenamen van Soemer en Akkad beschouwden zij zich als superieur aan de boerse Assyriërs uit het noorden. Toen Tiglath-Pileser in 734 v. Chr. Babylonië veroverde waren ze gedwongen geweest om hem als hun koning te erkennen, maar toen in 721 v. Chr. de usurpator Sargon II aan de macht kwam verklaarden ze zich onder leiding van de Chaldeeër Merodach-Baladan II weer onafhankelijk. Het kostte Sargon ruim tien jaar om de opstand de kop in te drukken. Toen hij echter in 705 v. Chr. sneuvelde in de strijd, kwamen de Babyloniërs opnieuw in opstand. Sargon’s zoon Sanherib had er 16 jaar voor nodig om Babylonië te pacificeren en zag zich in 689 v. Chr. genoodzaakt om de heilige stad Babylon geheel te verwoesten. Hij had het Assyrische gezag hersteld, maar de goodwill onder de Babylonische bevolking hadden hij definitief verspeeld.

Maquette van de Ishtarpoort in Babylon. Pergamon Museum.

Maquette van de Ishtarpoort in Babylon.
Pergamon Museum.

De Assyrische burgeroorlog
Toen in 627 v. Chr. de laatste sterke Assyrische koning Ashurbanipal stierf, brak in Assyrië een troonstrijd uit. De Babyloniërs maakten van deze gelegenheid gebruik om zich in 626 v. Chr. onder leiding van een generaal genaamd Nabopolassar onafhankelijk te verklaren. Na enkele Assyrische aanvallen te hebben afgeslagen wist Nabopolassar zijn gezag veilig te stellen. Hij nam zich voor om Assyrië aan zijn gezag te onderwerpen en zijn plannen vorderden gestaag. Hij zocht echter nog naar een bondgenoot.

De Meden
Deze bondgenoot vond hij in de Meden, een Iraans volk dat in het Zagrosgebergte leefde. Van oorsprong waren de Meden een seminomadisch herdersvolk, bestaande uit tientallen onafhankelijke stammen. Als gevolg van de Assyrische kolonisatie waren zij zich echter op één plek gaan vestigen en stelden zij vaste leiders aan. Nadat de Assyriërs hun grip op het Zagrosgebergte waren kwijtgeraakt – zo rond 670 v. Chr. – vervielen de Meden echter tot anarchie. Wat er in die tijd precies is gebeurd is niet te zeggen, maar in 614 v. Chr. lijken de Medische stammen zich te hebben verenigd in een machtige stammencoalitie onder leiding van een krijgsheer genaamd Cyaxares.

Assyrische belegering van een ommuurde stad.

Assyrische belegering van een ommuurde stad.

De val van Assyrië
Nabopolassar en Cyaxares ontmoetten elkaar in 614 v. Chr. Het nieuws dat het Assyrische Rijk op instorten stond had ook de Meden bereikt en ze wilden graag een graantje meepikken. Met een enorm leger daalden de Meden de bergen af en liepen ze de heilige Assyrische stad Ashur onder te voet. Ze plunderden de stad en vertrokken met de buit. Nabopolassar was er graag bij geweest, maar hij was te laat. Nabij de ruïnes van Ashur spraken Nabopolassar en Cyaxares af om bij het beleg van Nineveh – de Assyrische hoofdstad – hun acties te coördineren. Dit gebeurde in 612 v. Chr. Van juni tot en met augustus omsingelden ze de stad. Uiteindelijk wisten ze de ringmuren te slechten. De Meden plunderden erop los en vertrokken met de buit. Bij deze plundering zijn veel kunstschatten verwoest en paleizen afgebrand. Ook de befaamde Bibliotheek van Ashurbanipal ging in vlammen op. Over wat toen verloren ging schrijf ik meer in mijn volgende column.