Vorige week en de week daarvoor schreef ik al over de opkomst van karavaansteden in het Nabije Oosten. Rond het begin van onze jaartelling vielen grote delen van de bewoonde wereld onder het gezag van drie grote wereldrijken: het Romeinse, het Parthische en het Chinese. Hierdoor brak een periode van vrede aan en nam de langeafstandshandel een grote vlucht. Op voorheen onherbergzame plekken langs handelsroutes kwamen steden tot bloei die vanwege hun economische en strategische positie veel politieke macht konden verwerven. Een van de meest invloedrijke karavaansteden was Palmyra, gelegen in het huidige Syrië.
Palmyra voor de Romeinen
Palmyra, door de plaatselijke bevolking Tadmor genoemd, werd omstreeks 2000 v. Chr. gesticht als handelspost aan de al-Qubur oase. De oorspronkelijke inwoners waren waarschijnlijk Amorieten; West-Semitische herdersstammen die met hun kuddes over de Syrische steppes trokken en handel dreven in de oases. Rond 1100 v. Chr. verschenen de Arameeërs in de regio, die qua taal en levenswijze weinig van de Amorieten verschilden. In deze periode was Palmyra nog niet erg belangrijk. Weinig handelaren trokken rechtstreeks door de woestijn. De meesten gaven de voorkeur aan een route door Noord-Syrië, langs de voet van het Taurusgebergte. Met de opkomst van de Arabische specerijenhandel werd Palmyra iets belangrijker. Meestal had de stad een semi-autonome status binnen de wereldrijken die haar overheersten, maar veel politieke macht had de stad niet.
Palmyra komt tot bloei
Toen de Romeinen in 64 v. Chr. Syrië veroverden, bleef Palmyra onafhankelijk. Pas in 14 n. Chr. dwong keizer Tiberius de stad tot het betalen van tribuut. Los van deze verplichting bleef de stad grotendeels autonoom. In de eerste eeuw n. Chr. kwam Palmyra tot bloei dankzij een langdurige vrede tussen de Romeinen en de Parthen. In deze tijd werden veel monumentale bouwwerken opgericht. Toen de Romeinen in 106 de stad Petra innamen en het Nabatese handelsimperium ten val brachten, werd Palmyra de belangrijkste karavaanstad van de Levant. De Palmyreners stichtten nu ook handelsposten langs de wegen die naar hun stad leidden en versterkten deze met garnizoenen van hun eigen soldaten. Hierdoor werd Palmyra ook op militair gebied belangrijk. Vanwege het strategische belang van Palmyra kreeg de stad onder Septimius Severus (r. 193-211) de status van coloniatoegewezen.
Palmyra in vogelvlucht
Wie rond 200 vanuit westelijk richting Palmyra benaderde, zou buiten de stadsmuren allereerst tientallen monumentale graftorens zien liggen. Eenmaal binnen de muren zou zijn oog meteen vallen op de tempel van de Arabische moedergodin Allat. Vervolgens zou hij de 1100 meter lange zuilengalerij betreden die van west naar oost loopt. Aan weerszijden van deze zuilengalerij lagen de woondistricten. Na ongeveer een halve kilometer zou onze reiziger links op enige afstand de tempel van de Aramese hemelgod Baäl Shamin zien liggen en aan de rechterkant de stadskern, met het centrale marktplein, het senaatsgebouw, een Grieks theater en een tempel van de Mesopotamische wijsheidsgod Nabu. Tot slot zou hij uitkomen bij de tempel van Bel, de Babylonische oppergod. Opvallend aan alle tempels in Palmyra is dat ze weliswaar grotendeels in Grieks-Romeinse stijl zijn uitgevoerd – met zuilen en driehoekige daken – maar dat er ook Mesopotamische elementen in verwerkt zijn, zoals een stevige buitenmuur, een ruime binnenplaats en driehoekige kantelen.
Odaenathus tegen de Perzen
Vanwege het toegenomen strategische belang van Palmyra bepaalde keizer Septimius Severus dat de stad zou worden geregeerd door onderkoningen. Een van deze onderkoningen was Odaenathus (r. 260-267). Odaenathus leefde in een tijd dat het Romeinse Rijk een grote crisis doormaakte. De zogenaamde soldatenkeizers volgden elkaar in rap tempo op en streden vooral tegen elkaar. De Perzen onder de Sasanidische dynastie maakten hier dankbaar gebruik van. Ze heroverden grote delen van Mesopotamië en in 260 slaagden ze er zelfs in de Romeinse keizer Valerianus gevangen te nemen. Daarop brak een grootschalige burgeroorlog uit. In Syrië stonden verschillende troonpretendenten op, maar Odaenathus bleef trouw aan Valerianus’ zoon Gallienus. In diens naam dreef Odaenathus de Perzen terug en versloeg hij de troonpretendenten. Als dank schonk Gallienus hem de titel ‘gouverneur van het gehele oosten’, wat erop neer kwam dat hij de facto over de oostelijke delen van het rijk zou regeren.
Zenobia’s imperium
In 267 kwam Odaenathus onder verdachte omstandigheden om het leven. Zijn eenjarige zoon Vabalathus werd uitgeroepen tot zijn opvolger, maar intussen zou zijn vrouw Zenobia als regentes over Palmyra regeren. In de jaren daarop werd het Romeinse Rijk opnieuw geteisterd door burgeroorlogen. Zenobia greep deze kans aan om haar macht in de Levant, Egypte en Anatolië te consolideren. Dit deed ze voornamelijk door afspraken de maken met de plaatselijke machthebbers en door vermeende rebellen tegen het Romeinse gezag uit te schakelen. Hoewel Zenobia officieel nog steeds ondergeschikt was aan het Romeinse Rijk, heerste ze de facto over haar eigen imperium. De Romeinen zagen dit met lede ogen aan. Toen Zenobia de keizerstitel ‘Augusta’ aannam was de maat echter vol. In 272 marcheerde de nieuwe keizer Aurelianus met zijn hele leger via Egypte naar Syrië om Zenobia uit te schakelen. Zenobia werd gevangen genomen en naar Rome gebracht, waar ze naar alle waarschijnlijkheid snel weer in vrijheid werd gesteld.
Palmyra na Zenobia
In 273, een jaar na de val van Zenobia’s imperium, kwam de Palmyreense bevolking in opstand tegen de Romeinen. Aurelianus sloeg de opstand hard neer en liet de stad verwoesten. Niet veel later werd de stad door keizer Diocletianus (r. 284-305) herbouwd en versterkt met een legerkamp en een nog stevigere stadsmuur. Palmyra werd echter nooit meer zo belangrijk als voorheen. Desondanks bleef de stad voortbestaan tot aan de verwoesting door Timoer Lenk in 1400. Ook daarna nog bleven mensen tussen de ruïnes wonen, totdat deze in 1932 in gebruik werden genomen als toeristische attractie. Voordat IS in mei 2015 de archeologische site innam, was Palmyra was een van de populairste toeristische trekpleisters van Syrië. IS heeft sindsdien enkele graftorens en de tempels van Bel en Baäl Shamin verwoest, maar de zuilengalerij staat nog grotendeels overeind. Na het ontzet van de stad in maart 2016 is men onmiddellijk begonnen met het restaureren van de archeologische site. De verwachting is dat Palmyra ook in de toekomst een toeristische trekpleister zal blijven.