Omstreeks 3000 v. Chr. werd langs vrijwel de gehele kustlijn van de Indische Oceaan landbouw bedreven. De eerste boeren uit Anatolië hadden zich in de voorgaande millennia over Zuidwest-Azië verspreid en Zuidoost-Azië werd nu bevolkt door boeren uit Zuid-China. Met de opkomst van de irrigatielandbouw konden sinds kort ook rivierdalen in droge gebieden worden bebouwd. Deze uitvinding had grote voedseloverschotten tot gevolg en langs de Eufraat, de Tigris, de Nijl en de Indus ontstonden de eerste steden. Deze steden waren behalve bevolkingscentra ook handelsknooppunten. Vanuit de verre omtrek trok men naar de stad om daar goederen uit te wisselen. Steden onderling dreven ook handel. Zo ontstonden de eerste handelsnetwerken. Dit deel is gewijd aan de opkomst van de eerste handelsnetwerken rond de Indische Oceaan.
Mesopotamië
In het Nabije Oosten werd al sinds 11.000 v. Chr. landbouw bedreven. Aanvankelijk golden vooral het Taurusgebergte, het Zagrosgebergte en de Levant als de belangrijkste landbouwcentra, aangezien alleen daar voldoende regen viel. Mesopotamië was te droog voor regenlandbouw. Pas met de opkomst van de irrigatielandbouw in de Obeid Periode (6500-3800 v. Chr.) werd deze regio geschikt gemaakt voor landbouw. Nederzettingen groeiden, maar pas tijdens de Uruk Periode (4000-3100 v. Chr.) ontstonden hier de eerste steden. Het handelsnetwerk van Uruk omvatte vrijwel geheel Mesopotamië, getuige de verspreiding van de materiële cultuur.
Enmerkar en de heer van Aratta
De eerste gedetailleerde beschrijving van de handelsnetwerken in het Nabije Oosten duikt pas veel later op, in het Soemerische Epos Enmerkar en de heer van Aratta. Het epos is opgetekend in de Ur III Periode (2112-2004 v. Chr.), maar speelt zich af omstreeks 2700 v. Chr. Soemer en Akkad gelden in dit epos als het centrum van de wereld. In het westen leven de Amorieten, een Semitisch herdersvolk dat belangrijke handelssteden zoals Ebla en Mari in handen had. De Subarteeërs leven in het noorden en in het oosten leven de Elamieten, die eind derde millennium v. Chr. een koninkrijk stichtten dat bijna 2000 jaar zou blijven voortbestaan. Zij hadden een belangrijk aandeel in de handel langs de Perzische Golf en hadden ook grip op de handelsroutes naar het achterland.
Tot slot is er het land Aratta, een verre handelspartner van Uruk. Om er te komen moet je de weg langs de Elamitische steden Susa en Anshanvolgen en zeven bergruggen oversteken, maar je kan er ook per schip komen. In het epos Enmerkar en de heer van Aratta levert koning Enmerkar van Uruk graan aan Aratta. De heer van Aratta levert op zijn beurt edelstenen – waaronder lapis lazuli – aan Uruk. De locatie en zelfs het bestaan van Aratta zijn omstreden, maar naar mijn mening voldoet de Jiroftcultuur het best aan de omschrijving.
Dilmun, Magan & Meluhha
Onder invloed van de Soemerische handelsactiviteiten raakten de vissersdorpjes langs de Perzische Golf aaneengesloten in een grootschalig handelsnetwerk. Op het eiland Bahrein kwam de havenstad Dilmun tot bloei. De stad profiteerde van haar ligging op een handelsknooppunt en breidde haar invloed uit over Arabische zijde van de Perzische Golf. Langs de kusten van Oman, in een regio die bekend stond als Magan, haalden de Soemeriërs hun koper. Sargon van Akkadbeweert met trots beide regio’s te hebben onderworpen. Tot slot was er Meluhha, een koninkrijk in het verre oosten. Wanneer er schepen uit Meluhha in je haven aanlegden, wist je dat je koninkrijk welvarend was. Meluhha wordt wel in verband gebracht met de Indusbeschaving. Uit Meluhha werden vooral hardhout en edelstenen geïmporteerd, waaronder wederom lapis lazuli.
De Indusbeschaving
De Indusbeschaving is ongeveer net zo oud als de Mesopotamische beschaving. De vroegste landbouwnederzettingen in deze regio dateren van omstreeks 6500 v. Chr. Het lijkt erop dat de landbouw hier door migranten uit Anatolië naartoe is gebracht, onder wie Y-DNA haplogroep J2 dominant was. De inheemse Y-DNA haplogroep L bleef echter de grootste haplogroep in het Indusdal. De vroege landbouwers brachten mogelijk de Dravidische talen met zich mee. Het Elamitisch, dat aan de Iraanse zijde van de Perzische Golf werd gesproken, is hier mogelijk ook aan verwant, al blijft deze hypothese controversieel. In de loop van het derde millennium v. Chr. ontstaan in het Indusdal de eerste steden, waaronder Harappa en Mohenjo-Daro.
Bloeiperiode
De bloeiperiode van de Indusbeschaving valt tussen 2600 en 1900 v. Chr. In deze periode tellen de oevers van de Indus en de Hakra-Ghaggar meer dan duizend nederzettingen en enkele tientallen steden. Steden als Harappa en Mohenjo-Daro zijn stuk voor stuk aangelegd volgens een vooropgezet plan, met huizenblokken, rechte straten, graanschuren, waterreservoirs en riolering. Dit niveau van planning is ongebruikelijk voor die tijd. Wat het nog opmerkelijker maakt, is dat er geen sporen zijn van centralisatie of van klassenverschillen. Zoals gezegd dreven de steden in het Indusdal handel met de Soemeriërs. In de Hindu Kush won men lapis lazuli en andere edelstenen voor de export en in havensteden zoals Lothal bouwde men zeewaardige schepen, waarvan er een mogelijk zelfs (per ongeluk) in Australië landde. Via de mijnbouwkoloniën in de Hindu Kush stond men bovendien in contact met de Oxusbeschaving.
Ondergang
Tussen 1900 en 1300 v. Chr. raakt de Indusbeschaving in verval. Steden worden verlaten, de kwaliteit van producten neemt af en de naam ‘Meluhha’ verdwijnt uit Mesopotamische teksten. De oorzaak was mogelijk overbevolking, in combinatie met de uitbreiding van de Tharwoestijn, waardoor de Hakra-Ghaggar opdroogde. Vanwege het voedseltekort werd het leven in de steden onrendabel en ging men over op extensieve veeteelt. In de nadagen van de Indusbeschaving hebben de stedelingen mogelijk Indo-Arische wagenmenners ingehuurd om hun oorlogen uit te vechten. Na de uiteindelijke ondergang van de Indusbeschaving trokken deze Indo-Arische krijgers met hun families en hun vee door naar de Indus-Gangesvlakte, waar ze verschillende koninkrijken stichtten. Zij brachten Y-DNA haplogroep R1a1a met zich mee, vandaag de dag een van de grootste haplogroepen in India. De gebruiken van deze Indo-Arische migranten zouden de basis vormen voor de Vedische godsdienst.
Egypte
Met de ondergang van de Indusbeschaving komt de focus van de Mesopotamische koninkrijken steeds meer te liggen op de Middellandse Zee. Een andere factor die hieraan bijdroeg was de opkomst van Egypte. De eerste landbouwnederzettingen in Egypte ontstaan omstreeks 5500 v. Chr. en omstreeks 3100 v. Chr. wordt het hele Nijldal ten noorden van het Tweede Cataract in één koninkrijk verenigd. De handelsactiviteiten richtten zich aanvankelijk vooral op het Nijldal en de kusten van de Middellandse Zee, maar tijdens de regering van farao Sahoere (r. 2496-2483 v. Chr.) wordt ook de Rode Zee in het handelsnetwerk betrokken wanneer de farao een expeditie naar het Land van Poent stuurt.
Poent
In Egypte deden geruime tijd geruchten de ronde over een paradijselijk koninkrijk in het zuiden waar volop specerijen, mirre, wierook en goud te krijgen waren. Dit land, Poent genaamd, zou echter niet via de Nijl de bereiken zijn, maar enkel via de Rode Zee. Moderne geleerden plaatsen dit land langs de kusten van Eritrea, Djibouti en Somalië. De geruchten over het Land van Poent vormden voor de Egyptenaren voldoende aanleiding om de steden langs de kust van de Rode Zee te annexeren. Tussen ca. 2500 en ca. 1200 v. Chr. werden herhaaldelijk handelsmissies naar Poent op touw gezet, waarbij uitbundig verslag werd gedaan van de exotische goederen en dieren. Door de Rode Zee in zijn handelsnetwerk te betrekken sloegen de Egyptenaren een brug van de Middellandse Zee naar de Indische Oceaan. Een brug die nog een belangrijke rol zou gaan spelen in de wereldgeschiedenis.
De Wierookroute
Omstreeks 1200 v. Chr. komt het Nieuwe Rijk ten val en verliest Egypte zijn greep op de Rode Zee. De handel in specerijen, mirre, wierook en goud kwam daarmee echter niet ten einde. Omstreeks 1000 v. Chr. kwamen in Jemen verschillende koninkrijkjes op, waaronder Saba, Ma’in, Qataban en Hadhramaut. Deze koninkrijkjes verhandelden de bovengenoemde producten niet alleen via de zee, maar ook over land. Zij hadden namelijk net de dromedaris getemd, wat hen in staat stelde de Arabische woestijn de doorkruisen. Zo ontstond de wierookroute, die tussen Jemen, Mesopotamië en de Levant liep. Langs de wierookroute kwamen verschillende karavaansteden tot bloei. Rond deze tijd verschijnen de eerste Arabieren langs de grenzen van de Vruchtbare Sikkel. Vanaf ca. 300 v. Chr. ontstaat ook een zeeroute tussen Jemen en India, die de specerijenhandel bevordert, maar daarover volgende keer meer.