Tussen 3000 en 300 v. Chr. waren langs de kusten van de Indische Oceaan de eerste handelsnetwerken ontstaan. Schepen uit Meluhha meerden aan in de Soemerische havens, de koningen van Uruk en Aratta wisselden geschenken uit en Egypte stuurde handelsdelegaties naar Poent. Deze vroege handelsnetwerken waren nog sterk afhankelijk van het wel en wee van de grote handelsknooppunten. Zo kwam er met de ondergang van de Indusbeschaving ook een einde aan de directe handelsbetrekkingen tussen Mesopotamië en India. Bovendien stonden de verschillende handelsnetwerken nauwelijks met elkaar in verbinding. De Perzische Golf en de Rode Zee waren nog twee gescheiden werelden. Dit verandert tussen 300 v. Chr. en 300 n. Chr., wanneer de verschillende handelsnetwerken langs de Indische Oceaan aaneengesloten raken in één groot wereldsysteem. In dit deel staan de ontwikkelingen die hieraan vooraf gingen centraal.
Het Assyrische handelsnetwerk
Ons verhaal begint bij de Assyriërs, die in de zevende eeuw v. Chr. vrijwel het gehele Nabije Oosten onder hun heerschappij hadden gebracht. De langeafstandshandel kwam hierdoor tot bloei en het Nabije Oosten raakte meer geïntegreerd. Het handelsnetwerk van de Assyriërs strekte zich uit van de Middellandse Zee in het westen tot het Zagrosgebergte in het oosten en van de Armeense Hoogvlakte in het noorden tot de Arabische woestijn in het zuiden. De handel binnen het Assyrische Rijk liep voornamelijk via landroutes, maar ook langs de kusten van de Perzische Golf en de Rode Zee kwam de handel weer op gang.
De Wierookroute
Een van de belangrijkste handelsroutes in deze tijd was de Wierookroute. Deze handelsroute was omstreeks 1000 v. Chr. tot stand gekomen toen in het huidige Jemen de dromedaris werd gedomesticeerd. Dit maakte langeafstandshandel door de Arabische woestijn mogelijk en stelde Zuid-Arabische koninkrijken zoals Saba, Ma’in, Qataban en Hadhramaut in staat om op grote schaal specerijen, mirre, wierook en goud naar het noorden te exporteren. In de Arabische woestijn kwamen verschillende karavaansteden tot bloei, maar ook via de Rode Zee werden specerijen, mirre, wierook en goud verhandeld.
Met de opkomst van het Assyrische Rijk kreeg de handel langs de Wierookroute een enorme boost. Waarschijnlijk werden de Assyrische veldtochten in Palestina gedreven door de ambitie om de noordelijke uiteindes van de Wierookroute te beheren. Na de val van het Assyrische Rijk probeerden ook de Babyloniërs hun gezag over de Wierookroute verder uit te breiden. De Babylonische koning Nabonidus (r. 556-539 v. Chr.) slaagde er zelfs in om alle Arabische karavaansteden tot aan Yathrib (het huidige Medina) te onderwerpen. Intussen probeerde ook farao Necho II (r. 610-595 v. Chr.) zijn grip op de Wierookroute te versterken. Zo probeerde hij een kanaal te graven om de Nijl met de Rode Zee te verbinden en stuurde hij een verkenningsmissie langs de Afrikaanse kust die in elk geval voorbij de evenaar is geweest.
Het Perzische handelsnetwerk
Met de opkomst van het Perzische Rijk in de zesde eeuw v. Chr. werden rivierdalbeschavingen zoals Mesopotamië, Egypte en het Indusdal in één enorm wereldrijk verenigd. Uiteraard had dit een enorme schaalvergroting tot gevolg. Van de Donau tot de Indus en van de Nijl tot de Jaxartes kon men nu vrij reizen en handel drijven. Het rijk was zo groot, dat zelfs de koning de geografie niet kende. Omstreeks 518 v. Chr. stuurde de Perzische koning Darius I (r. 522-486 v. Chr.) daarom de Griekse ontdekkingsreiziger Scylax van Caryanda eropuit om de mysterieuze rivier de Indus af te varen. De Indus bleek uit te monden in een oceaan, die weer in verbinding bleek te staan met de Perzische Golf en ook met de Rode Zee. Dankzij deze ontdekking raakten Mesopotamië en India opnieuw met elkaar verbonden en nam ook de handel langs de Arabische zuidkust toe.
De eenwording van India
Terwijl de Perzen de landen ten westen van de Indus veroverden, woedde ten oosten van de Indus een andere strijd. Langs de oevers van de Ganges lagen zestien middelgrote koninkrijken die voortdurend met elkaar overhoop lagen. Als gevolg van een forse bevolkingsaanwas tussen 600 en 400 v. Chr. waren deze koninkrijken in een felle strijd verwikkeld geraakt om land en grondstoffen. Uiteindelijk kwam het koninkrijk Magadha als overwinnaar uit deze strijd naar voren. Onder leiding van koning Mahapadma Nanda (r. 345-329 v. Chr.) veroverde Magadha alle koninkrijken tussen de Indus en de Ganges. Het Nanda Rijk was geboren.
Ongeveer tegelijkertijd was Alexander de Grote (r. 336-323 v. Chr.) bezig het Perzische Rijk te veroveren. Zijn veroveringen brachten hem tot aan de Indus, waar hij flink huis heeft gehouden. Zijn ambitie was om door te trekken tot aan de Ganges, in welk geval hij zeker op het enorme leger van Mahapadma’s zoon Dhana Nanda (r. 329-321 v. Chr.) was gestuit. Alexander keerde echter onverrichter zake terug naar Babylon en liet het Indusdal vrijwel onbeheerd achter. Dit bracht de ambitieuze generaal Chandragupta Maurya (r. 321-298 v. Chr.) op het idee om Dhana van de troon te stoten en met diens leger het Indusdal te veroveren. Zijn plan slaagde. Het Nanda Rijk was ten einde en het Maurya Rijk was geboren.
Grieks-Indische betrekkingen
Na de dood van Alexander de Grote streden zijn generaals om zijn erfenis. Seleucus (r. 311-281 v. Chr.) wist de oostelijke delen van het rijk te bemachtigen. In 305 v. Chr. probeerde hij tevergeefs het Indusdal op Chandragupta te heroveren. Na zijn nederlaag stelde Seleucus voor dat Chandragupta het Indusdal mocht houden in ruil voor 500 olifanten. De twee sloten een bondgenootschap en vielen elkaar niet langer lastig. Chandragupta kon zich nu op India richten. Zijn zoon Bindusara (r. 297-268 v. Chr.) en zijn kleinzoon Ashoka (r. 268-242 v. Chr.) brachten vrijwel het gehele Indische subcontinent onder hun gezag.
Omstreeks 300 v. Chr. was de strijd tussen de generaals van Alexander tot een voorlopig einde gekomen. Het voormalige Perzische Rijk werd nu geregeerd door Hellenistische dynastieën die elkaar – enkele oorlogen daargelaten – relatief gunstig gezind waren. Onder het gezag van deze Hellenistische dynastieën bleef het Perzische handelsnetwerk voortbestaan. Bovendien werd dit handelsnetwerk uitgebreid met India, dat nu verenigd was onder een dynastie die goede betrekkingen onderhield met de Hellenistische dynastieën. Het verre, mysterieuze India was nu een stuk toegankelijker geworden voor het westen.
De Tamil koninkrijken
India was ook in de oudheid al legendarisch om haar exotische producten. Vooral de specerijen waren erg gewild. Sommige specerijen, waaronder gember, kaneel en verschillende pepers, kwamen toen nog vrijwel alleen voor in India. Met name het uiterste zuiden van India was rijk aan specerijen. In deze regio leefden de Tamils, een Dravidisch volk dat zowel in taalkundig als in cultureel opzicht sterk verschilt van de Indo-Arische volken uit het noorden. In de derde eeuw v. Chr. stichtten de Tamils drie koninkrijken: Chera, Chola en Pandya.
De Tamil koninkrijken verrijkten zich door de handel in specerijen, die door de opkomst van het Maurya Rijk en de vraag vanuit het westen een flinke boost had gekregen. De Maurya’s hebben de Tamil koninkrijken nooit onderworpen. Het onderhouden van vriendschappelijke handelsbetrekkingen was immers een stuk voordeliger dan investeren in een grootschalige oorlog die enkel tot verwoesting zou leiden. Voor de Tamils brak een periode van vrede en welvaart aan. In de zogenaamde Sangams kwamen wetenschap en literatuur tot bloei. De Sangam periode is een van de best gedocumenteerde periodes in de oudheid.
Ontdekking van de Moessonroute
Omstreeks 200 v. Chr. was de gehele westelijke helft van de Indische Oceaan verenigd in één handelsnetwerk. De Hellenistische en Indische dynastieën waren elkaar goed gezind en de handel tussen hun koninkrijken kwam tot bloei. Deze balans zou echter snel worden verstoord. In de loop van de tweede eeuw v. Chr. veroverden de Parthen de Iraanse Hoogvlakte en Mesopotamië op de Seleuciden en ongeveer tegelijkertijd namen de Saka de macht over in Afghanistan, Pakistan en Noordwest-India. De handel tussen het Middellandse Zeegebied en India raakte hierdoor verstoord.
Om de specerijenhandel veilig te stellen besloten de Ptolemeeën om de zeeroute tussen Egypte en India te verkennen. Met behulp van Indische gidsen ‘ontdekte’ de Griekse ontdekkingsreiziger Eudoxus van Cyzicusomstreeks 120 v. Chr. de moessonwinden, die in de zomer van Afrika naar India en in de winter van India naar Afrika waaiden. Deze moessonwinden moesten onder de plaatselijke bevolking al langer bekend zijn geweest, maar pas na 100 v. Chr. worden deze op grote schaal benut door Griekse en Romeinse handelaars.
De Moessonmarkt
Zo ontstond vanaf 100 v. Chr. een levendige handel tussen het Middellandse Zeegebied en India. Hiervan profiteerden vooral de landen rondom de Rode Zee, waar op handelsknooppunten koninkrijken als Aksoem, Himyar en Nabataea ontstonden. De Romeinen raakten al snel vertrouwd met de Moessonroute. Uit de Periplus van de Erythreïsche Zee, een reisgids uit de eerste eeuw n. Chr., blijkt dat zij bekend waren met de Afrikaanse oostkust tot aan Tanzania en met de Indiase kust tot aan de mond van de Ganges. Wat er voorbij de Ganges lag was hen echter niet bekend. Ze wisten dat in het verre oosten het koninkrijk Serica lag, waar de zijde vandaan kwam, maar hoe ze daar moesten komen wisten zij niet. Toch was er rond deze tijd ook in de oostelijke helft van de Indische Oceaan genoeg aan de hand. Daarover volgende keer meer.